
Ik staar omhoog door het gat dat in het bekken boven mij is ontstaan. Vrijheid. De rand is net buiten mijn bereik. Ik sleep een stoel naar het gat en ontdek dat een dun vlies zich als een bel over het gat heeft gevormd. Ik pak de stoel en slaak een kreet als ik met al mijn kracht een poot tegen het vlies ram. De galm die volgt, laat alles wat losstaat trillen. Ik laat de stoel vallen, druk mijn handen tegen mijn oren en vloek. Sinds ik uit mijn raam ben geklommen, ben ik de regie over wat er gebeurt volledig kwijt. Ja, ik kan lopen of stilstaan, dat zijn mijn keuzes, maar weggaan uit de situatie waarin ik zit is onmogelijk. Ik had hier niet naar binnen moeten gaan, dat is mijn fout geweest.
Ik laat mijn handen zakken en verstar. De nagalm van de klap is overgenomen door stemmen. Andere tonen voegen zich erbij, tot een aanzwellend akkoord. Stemmen maken zich los en een macaber lied vult de ruimte. Langzaam draaiend komen de treden van een wenteltrap uit de vloer omhoog. Ik houd mijn adem in als de bovenste trede het plafond raakt, dat meebeweegt. De trap lijkt de toren uit de grond te trekken. Ik slik een gil in. Boven de vloer verschijnt een hoofd. Even verdwijnt het achter het midden van de trap, dan komt het aan de andere kant tevoorschijn, met de rest van een gestalte eraan. Er verschijnen meer hoofden en gestaltes. Grijze uit steen gehouwen beelden die met de trap mee omhoog wentelen.
Eindelijk komt de trap tot stilstand, het zingen verstomt. De vloer sluit zich. Ik wacht op wat er komen gaat. Ik hoor alleen mijn hartslag in mijn oren en het geknetter van het hout in de haarden. Er verschijnt niets en er verdwijnt ook niets, helaas. De poort is nog steeds dicht. Ik ga weer op de stoel bij het vuur zitten en doe mijn best om alles te negeren. Hier is niets vreemds, dit gaat vanzelf weer over en het heeft sowieso allemaal niets met mij te maken, herhaal ik keer op keer in mijn hoofd. Ik wacht gespannen op wat er komen gaat. Er komt niets. Hartenklop na hartenklop. Niets.
Reactie plaatsen
Reacties