Beste Lezers,

Hieronder zijn fragmenten van mijn verhalen te lezen. Om niet overvallen te worden door zaken waar jullie mogelijk gevoelig voor zijn, wil ik jullie ervan op de hoogte stellen dat er in mijn verhalen elementen van fysiek en psychologisch geweld voorkomen, soms komt hier ook bloed bij kijken of andere lichaamssappen. Daarnaast zijn mijn verhalen fictie waar soms historische gegevens in verweven zijn, dat laatste doe ik vooral omdat ik Nederland ook een land wil maken waar het fantastische mag leven. Dit heeft als gevolg dat historische figuren soms dingen doen die ze in werkelijkheid niet hebben gedaan en zelfs nooit zouden doen. Geloof in het algemeen neemt ook een plaats in mijn verhalen in en de geestelijken en goden die mijn verhalen bevolken zijn niet allemaal goed. Dit geldt ook voor de personages die in de verhalen leven. Zij hebben hun goede en slechte kanten, ze bevragen de wereld en hebben hun filosofische overpeinzingen. Hoewel mijn personages soms uitgesproken meningen hebben, zijn deze niet per definitie mijn eigen overtuigingen. Fictie laat ruimte voor perspectieven die niet de mijne zijn en juist het onderzoek naar die perspectieven is wat literatuur zo interessant en waardevol voor mij maakt.

Ik wens jullie veel leesplezier.

Marleen

De Rentmeester

 

1777 Kloosterzande

De wind komt door de nacht over het verdronken land van Saeftinghe aangestormd. Andreas luistert naar de geluiden die van buiten komen. Hij wacht op Margje, die er met dit hondenweer op uit moest om te assisteren bij een bevalling. Zijn zorgen om haar, daarbuiten in die wilde nacht, nemen toe met de kracht van de wind, ook al weet hij dat Margje voor de duvel niet bang is.

Margje kan tegen de wind leunen. Met moeite loopt ze er recht tegenin. De bevalling was zwaar, maar moeder en kind liggen nu tevreden en warm in bed. Ze verlangt ernaar om thuis te zijn en uit te rusten. De wind snijdt haar de adem af en slaat natte strengen haar in Margjes gezicht. Haar rokken plakken aan haar benen door de regen en het tegen de Zeedijk opspattende water. Het hoge gras op de velden buigt. De wind fluit en huilt door de takken van de bomen. Plotseling hoort ze door het gebulder van de storm een heel ander geluid. Voetstappen. Achter haar. Ze komen dichterbij. Als ze vlak achter haar zijn, draait ze zich om. Ze verstijft. Wie ze ook had verwacht, hem niet. Daar staat Bornes. Zijn hond Ossaert staat naast hem en kijkt haar met gloeiende, rode ogen aan. Margje staat als aan de grond genageld. Ze had niet voor mogelijk gehouden hen ooit te zien. Kinderen worden bang gemaakt met verhalen over hen. Ze heeft ze altijd voor bakerpraatjes gehouden. Bornes grijnst spottend en spert zijn mond open, verder en verder. Hij stoot een akelig hol gelach uit. In een opwelling slaat Margje een kruis. Ze draait zich om en zet het op een lopen. De holle lach waait op de wind naar haar toe. Haar rokken blijven haken. Ze kijkt over haar schouder. Het is Ossaert die er zijn tanden even in zet. Margje rent zo hard ze kan de Kruisdorpsedijk op, met Ossaert die naar haar kuiten hapt op haar hielen en de lach van Bornes in haar oren. Ze bereikt de oude wegwijzer en merkt dat Ossaert verdwenen is. Bornes is ook verdwenen, maar zijn gelach klinkt na in haar hoofd. Margje blijft rennen, tot ze thuis is. Ze smijt de deur dicht, schuift de grendels ervoor en blijft er tegenaan staan, alsof haar tengere lijf het gevaar van buiten kan tegen houden. Ze begint te huilen en glijdt langs het hout naar beneden.

Andreas kijkt verschrikt op en rent naar haar toe. Eindelijk is ze thuis. Als hij naar haar lijkbleke gezicht kijkt, vraagt hij zich af of er tijdens de bevalling iets vreselijk mis is gegaan. Zo heeft hij haar nog nooit gezien.

‘Wat is er met jou aan de hand?’

Margje kan geen zinnig woord uitbrengen. Snikkend en trillend zit ze tegen de deur op de grond. Andreas kan niets beters verzinnen, gaat naast haar op de grond zitten en slaat een arm om haar heen. Het duurt een tijdje voor ze wat kalmeert. Ze vertelt met horten en stoten wat haar is overkomen. Andreas luistert met stijgende verbazing naar haar. Hij heeft Margje niet leren kennen als een bijgelovige vrouw. Ze is nuchter. Hij weet niet wat hij van haar verhaal moet denken.

‘Trek je natte kleren uit,’ zegt hij dan resoluut. ‘Ik zal de tobbe met warm water vullen en een kop kamillethee voor je maken.’ Hij is blij dat hij de waterketel al een tijd boven het vuur heeft hangen. Margje kijkt hem dankbaar aan. Ze is even stil en zegt dan: ‘Vergeet het verhaal. Ik weet niet wat er in me gevaren is.’ Ze staart een tijdje voor zich uit. Hij giet het hete water in de tobbe.

‘Het leek zo echt, maar het kan niet waar zijn,’ mompelt ze voor zich uit als ze haar kleren uittrekt en in het warme water stapt.